De Angelloze bij.

Uit: 'De biologie van de angelloze bijen'

Auteur: Hayo H.W.Velthuis

Uitgeverij: Universiteit Utrecht, afd Ethologie, 1997.

 

"Er zijn zo'n 20.000 verschillende soorten bijen op onze planeet, die varieren in grootte, vorm en in hun leefwijze.

Wat ze gemeen hebben is het bezoeken van bloemen om in hun voedselbehoefte te voorzien:

-Nectar (of olie) voor hun energie, en

-Stuifmeel voor het eiwit.

Het meerendeel van deze soorten leeft solitair, terwijl andere soorten in groepen leven van grotere of kleinere omvang en complexiteit.

Van deze sociale bijen zijn de Angelloze bijen (Meliponinae) interessant, vanwege het grote aantal soorten en de variatie in de organisaties van hun kolonies.

De angelloze bijen, samen met de honingbijen, vertonen het hoogste niveau van sociale organisatie dat we bij bijen kunnen aantreffen. Ze leven in permanente kolonies en vermeerderen zich door te zwermen. De groep van angelloze bijen behoort tot de oudste bijen die we kennen op de planeet.

 

Gezien het grote aantal soorten angelloze bijen (rond 400) is het niet verwonderlijk dat er ook grote verschillen bestaan in hun biologie.

De grootste soort is Melipona Flavipennis, waarvan de werksters iets groter zijn dan de honingbij. Maar de meeste soorten angelloze bijen zijn veel kleiner, de kleinste is niet langer dan enkele milimeters. Ook verschillen ze in vorm.

De meeste maken hun nest in al bestaande holtes, zoals in boomstammen of holen in de grond, of zelfs in de nesten van boombewonende termieten. Andere soorten maken het nest helemaal zelf, in de bomen, op de stam of dikkere takken, in een spleet van een rots, aan gebouwen en dergelijke.

Iedere soort maakt ook een toegangstunnel van was, die aan de buitenkant van de nestholte vaak ook een speciale structuur bezit waarin veel ander bouwmateriaal is verwerkt. Die nestingang is vaak voorzien van bijzondere architecturele details waaraan de soort is te herkennen.

De broedcellen zijn bij de meeste soorten in horizontale lagen gerangschikt waardoor raten ontstaan, maar sommige groepen hebben cellen in onregelmatige clusters. Deze clusters worden wel als de meer primitieve vorm opgevat, maar sommige groepen angelloze bijen hebben deze rangschikking weer secundair ontwikkeld als aanpassing aan onregelmatige en nauwe nestholtes.

De kolonies verschillen, al naar de soort, enorm in grootte. Van kolonies van 100 tot 500 individuen en van meer dan 10.000 individuen.

Gezien de grote verschillen tussen de soorten is het te verwachten dat deze bijen ook sterk verschillen in hun bloemvoorkeuren, in de afstand en tot de voedselbronnen die worden bezocht, in hun communicatiesystemen gebruikt bij het voedsel zoeken en dergelijke.

De honing tussen de soorten zijn ook verschillend, zowel in hoeveelheden als in samenstelling. Sommige soorten produceren meer dan 5 liter honing per jaar, andere soorten slechts enkele deciliters of zelfs minder.

Angelloze bijen zwermen, maar het zwermproces is volkomen verschillend van dat van de honingbijen. Binnen de kolonie worden voortdurend jonge koninginnen geboren, maar de meeste daarvan worden nooit gebruikt. In plaats daarvan worden ze na langere of kortere tijd gedood; in de tussentijd worden ze bij sommige soorten in speciale cellen gevangen gehouden. Op deze manier heeft de kolonie altijd jonge koninginnen beschikbaar, wat heel nuttig is mocht de oude koningin ophouden te functioneren.

Het vervangen van de koningin gebeurt meestal minder vaak dan eenmaal per jaar en er zijn soorten waarbij de koningin 3 tot 7 jaar kan meegaan. Zwermen is bij de meeste soorten een zeldzame gebeurtenis". 

Broednest angeloze bijen

 

Universiteit Wageningen over de angelloze bijen en het imkeren met deze bijen:

edepot.wur.nl/49718 (Imkeren met angelloze bijen, deel 1)

edepot.wur.nl/49719 (De techniek van het imkeren met angelloze bijen; deel 2)